Onlangs zag ik op tv een programma waarin een acteur zich vrijwillig 3 weken in de daklozen-scene had ondergedompeld.
Hij was zich ervan bewust, dat hij na die tijd zich weer met alle warmte van eigen huis en haard mocht omringen en zijn mede-daklozen achterliet in de doelloze leegte.
De tijdelijk thuisloze toonde het eentonige en uitzichtloze bestaan van een groep persoonlijkheden die elkaar bijstonden en raad gaven om op die manier toch een soort van eenheid te creëren. Veel van hen liepen elkaar regelmatig tegen het lijf in dezelfde opvangcentra, bij de soepbus of het Leger des Heils. Ieder van hen had zijn eigen verhaal, maar elk van hen kreeg te maken met vooroordelen en afwijzing. De vraag van de acteur cq. nep-dakloze om een bekertje water werd een winkelier te veel; zonder pardon wees deze laatste hem de deur. Daarentegen overhandigde een passerende tiener van 13 zomaar een tas vol met boodschappen aan de ‘nepzwerver’, die daarvan hevig ontroerd raakte.
“Het kan iedereen gebeuren”, is het motto van deze groep medelanders, die niet binnen de vastomlijnde normen van onze samenleving opereert. Hoewel ik sceptisch tegenover deze schijnbaar gemakzuchtige uitspraak sta, moet ik eerlijk bekennen dat die bewering mij niet helemaal onwaar lijkt. In deze roerige tijden wordt de kloof tussen arm en rijk steeds groter, terwijl de grens van rijk naar arm flinterdun kan zijn, als je niet oppast…
Zelf zou ik he-le-maal geen goede zwerver zijn. Daarvoor ben ik veel te opgeruimd. In plaats van geld te vragen voor een kopje koffie, zou ik smeken om een fles schoonmaakmiddel. Zodat ik eerst een flinke emmer sop over mijn stukje stoep kan gooien alvorens ik er alleen maar aan zou dènken om me daar neer te vleien…
Toch – in een vlaag van verstandsverbijstering – vraag ik mij soms af: “Hoe heerlijk kan het zijn? Je geen zorgen te maken over een ‘bad hairday?’ Niet elke ochtend minstens een half uur voor je kledingkast te dralen ‘omdat je niets hebt om aan te trekken’. Geen filestress omdat je op een enigszins respectabele tijd op je werk wordt verwacht. Op de terugweg van datzelfde werk niet hoeven te bedenken over ‘wat vanavond weer te eten’. ’s Avonds na de koffie nog met stofdoek en -zuiger geen noodzaak hebben om door het huis te gaan omdat dat ook enige onderhoud vraagt. Niet alles klaar voor de volgende dag te hoeven leggen en in je bed stappen in de wetenschap dat er morgen weer zo’n ‘spannende’ dag op je wacht…”
Neeeeee…, daklozen hebben daar geen last van. Die kunnen niet anders dan afwachten wat de dag hen brengt. Ook een regelmatig bestaan, maar dan op een andere manier. Ik oordeel en veroordeel niet, want je weet nooit wat de toekomst in petto heeft. Hoe iemand ook denkt en leeft: te allen tijde respect voor elkaar hebben kost geen moeite, is gratis en levert veel op.
Ik ken mensen die op het randje stonden van een dakloos bestaan, maar die het geluk hadden om iemand te kennen, die hen daarvoor behoedden door het bieden van financiële en emotionele steun. Helaas is niet iedereen gezegend met liefhebbende en meelevende medemensen om zich heen. En dan is die eerste keer slapen onder een brug met niets anders dan een hopeloos en troosteloos vooruitzicht soms onvermijdelijk.
Stiekem ben ik toch wel blij met mijn ‘voorspelbare’ leventje, waarover ik mezelf voorhoud de regie te voeren. Saai maar veilig. Met af en toe een uitspatting in de vorm van stapavondjes en een impulsief besluit om bijvoorbeeld vandaag de trein naar Lutjebroek te nemen…
Maar tussen een ‘gewoon’, gezapig, regelmatig leven en een zwerversbestaan bevinden zich vele zijpaden. Ik probeer er, in de tijd dat ik op deze mooie blauwe bol mag doorbrengen, zoveel mogelijk te bewandelen. Zonder ervan af te raken. Want zeg nooit ‘nooit’…